Samen met zijn vrouw Naomi houdt Raf 1.800 melkgeiten in Rijkevorsel (BE). Zo heel lang zijn beide ondernemers nog niet geitenhouder. Na jaren als zelfstandige in de bouw te hebben gewerkt besluit Raf om een nieuw avontuur aan te gaan. “Ik houd van uitdagingen”, verklaart hij zijn keuze. Met flink wat overredingskracht krijgt hij ook Naomi achter zijn plannen. In 2017 starten ze met achthonderd geiten. In 2021 worden dat er achttienhonderd. Een flinke groeispurt in korte tijd. Niet alleen het managen van een groter koppel dieren moeten ze onder de knie krijgen, ook het management van het personeel komt er plots bij kijken.
“Ik durf best te zeggen dat we zwarte sneeuw gezien hebben”, zegt Raf. Hun innerlijke, en niet aflatende, motivatie om een prestatie neer te zetten, trekt hen door deze periode heen. Wat ook helpt is dat het bedrijf nu klaar is om te optimaliseren. Jaren achter elkaar moesten alle jonge geiten ingezet worden om het koppel geiten te laten groeien van achthonderd naar het huidige aantal. Raf: “We hebben nooit de luxe gehad om ons te focussen.” Nu het eenmaal loopt zoals ze willen, kijken ze tevreden terug. “Vanaf het begin hebben we hier naar toegewerkt. Wij kunnen nu trots zijn op wat we hebben neergezet.”
Trots mogen Raf en Naomi zeker zijn. Centraal in hun aanpak staat het ruwvoeraandeel in het rantsoen. “De pens moet draaien”, zegt Raf. Wanneer dat gebeurt, blijft de geit gezond en kan ze veel melk produceren. Een hoog ruwvoeraandeel in het rantsoen maakt ook het bijsturen met krachtvoer makkelijker. “Met achttienhonderd geiten moet je er niet veel extra werk bij hebben. Dan moet het
makkelijk lopen.” De geitenhouders houden er van als grasnet iets langer staat en meer structuur bevat. Maaien doet Raf op een zonnige dag in het tweede deel van de dag. Dan zit er meer suiker in het gras waardoor de kuil snel stabiel wordt en goed conserveert.
Inkuilen gebeurt als het gras op het veld 33 procent droge stof heeft bereikt. Met hakselen begint hij juist vroeg in de ochtend. “Gras komt uit de kuil zoals het er in is gegaan”, zegt Raf. Als gras fris en koel in de kuil gaat, komt het er ook fris en koel uit, is zijn redenering. Inkuilmiddelen gebruiken de ondernemers niet. “We willen het kuilgras zo natuurlijk mogelijk houden.” Wel vinden de geitenhouders mollenbestrijding belangrijk. Zand in de kuil vergroot de kans op een mindere conservering en een lagere voederwaarde. Dat willen ze voorkomen.
De kuil afdekken gebeurt met een dubbele laag plastic en zand: alles wordt in het werk gesteld om de kwaliteit maximaal te waarborgen. Het uitkuilen van het kuilgras gebeurt met een U-snijder. Dit geeft een mooi scherp snijvlak waardoor broei niet snel optreedt. s‘ Avonds worden de blokken klaargezet in de overdekte voerkeuken zodat er ‘s ochtends meteen met het voeren gestart kan worden. Voeren – maar ook het melken – gebeurt stipt op vaste tijden. Raf: “Dan wil ik ook met rust gelaten worden en me volledig focussen op het voeren”. De Butler-robot veegt in de loop van de dag het voer aan en verstrekt het krachtvoer. “Ik geef geen krachtvoer in de melkstal. In de melkstal moeten de geiten geconcentreerd zijn op melk geven.”
Naast kuilgras voeren de geitenhouders bietenpulp en citruspulp aan hun dieren. Met 45 kilo krachtvoer en mineralen per 100 kilo meetmelk, ligt het krachtvoerverbruik onder het gemiddelde. “Krachtvoer gebruiken we vooral om het eiwitniveau in het rantsoen bij te sturen”, zegt Raf. “Met krachtvoer gaat dat makkelijker dan met gras.” In de mengwagen worden verder zo weinig mogelijk toevoegingen gedaan. Een zo puur mogelijk rantsoen bevalt de geitenhouders het beste.
Niets gaat bij de ondernemers uit Rijkevorsel op de automatische piloot. Over alles wordt nagedacht. Nieuwe kennis wordt opgenomen en vertaald naar een praktische toepassing binnen het bedrijf. Raf: “Wil je prestaties leveren dan moet je niet op standaard draaien.”
De fokkerij is een belangrijkrijk onderdeel op het geitenbedrijf van Raf en Naomi Lauryssen. Na de eerste aankoop in 2017 zijn alle geiten zelf opgefokt. Met de resultaten van de individuele melkmetingen die in de melkstal plaatsvinden, selecteren de ondernemers 40 tot 45 bokmoeders. Dit zijn geiten die ouder zijn dan tweeëneenhalf jaar, minimaal 5 liter per dag geven en een goed exterieur hebben (met vooral een mooi uier). De aanbevelingen van geitenspecialist Pieter Schoenmakers van Voergroep Zuid zijn hierbij leidend. Na onderzoek op het percentage melkvet en melkeiwit van deze potentiële bokmoeders, blijven er 25 geiten over. Deze geiten worden gedekt door een geselecteerde bok van één vast bedrijf, dat ook vrij is van CAE en CL. Ook hier is het advies van Pieter bepalend. De beste bokken uit deze paringen worden ingezet voor verbetering van de eigen populatie.
Bij het opfokken van de jonge geiten, passen Raf en Naomi de regels van epigentica toe. Epigenetica gaat uit van het beïnvloeden van genen door voeding en houderij. Door de juiste voeding en houderij kunnen bepaalde lichaamscellen extra in hun kracht worden gezet. Dit heeft vooral effect bij de groei van de ongeboren geiten in de baarmoeder en gedurende de opfokperiode. Hiermee kan de aanleg van vitale organen en bijvoorbeeld melkkliercellen positief beïnvloed worden. Raf: “Zo heeft de alvleesklier een grote invloed op de voeropnamecapaciteit. Door in de dracht op het juiste moment hiermee rekening te houden, via bijvoorbeeld het eiwitniveau en de mineralenbalans, kan de geit later in haar productieve leven een grotere prestatie leveren.”