“Ik ben geboren en getogen in Veulen en daar wonen we nog altijd op de plaats waar het bedrijf van onze ouders was”, vertelt David Janssen. In
’93 trouwde hij met Gerdie en samen hebben ze vier kinderen. David: “In datzelfde jaar ben ik met mijn broer Sef een VOF aangegaan en zo zijn we
samen ons eigen bedrijf gestart. In ’98 hebben we ook het bedrijf van onze ouders overgenomen.
Dit bestond destijds uit vollegrondstuinbouw. Dan moet je denken aan asperges, courgettes, augurken, bonen, peulen, sla en aardappelen.
Daarnaast hadden we in die tijd 750 vleesvarkens en 400 fokooien.” David en Sef komen uit een echte schapenfamilie. “Onze vader, opa en ook
overgroot opa hielden allemaal schapen.”
De schapen vormden vroeger een mooie combinatie met de vollegrondstuinbouw. “In de tuinbouw was het druk van april tot begin
november”, legt David uit. Dan waren de schapen inmiddels drachtig en werden ze goed verzorgd tot aan de lammerentijd in maart. Zodra de lammeren geboren waren konden we weer in de tuinbouw aan de slag. Zo waren we het hele jaar druk bezig.” Het aantal van 750 vleesvarkens was
volgens David te beperkt en echte groeimogelijkheden waren er niet. Om te kunnen voortbestaan moesten ze dus wat anders. Uiteindelijk viel de keuze op een omschakeling van varkens naar legkippen.
David en Sef kozen voor leghennen met vrije uitloop. In 2000 bouwden zij daarvoor twee nieuwe stallen. “Vrije uitloop was in die tijd behoorlijk nieuw”, vertelt David. “Diegenen die dat hadden waren toch een beetje de
alternatievelingen in de sector. Ook was er nog weinig kennis en nauwelijks regelgeving. Op de vraag hoeveel lichtplaten er in de stal moesten komen was het antwoord van de gemeente; ‘Als je achterin de stal de krant kunt lezen dan is het goed’. En toen wij vroegen hoeveel uitloopluiken wij moesten plaatsen, zei de ambtenaar van de gemeente: ‘Maak maar een gat in de muur, als ze er maar ergens uit kunnen’. Zo gezegd zo gedaan
en toen de stallen eenmaal klaar waren volgden de ene na de andere regel voor vrije uitloopstallen. We waren dus mooi op tijd”, vertelt David.
De reden dat David en Sef destijds voor vrije uitloop kozen, was dat ze geen goed gevoel hadden bij de legbatterij. “We zijn bij diverse scharrelbedrijven geweest en liepen daar tussen de kippen door. Dat was mooi en voelde direct goed.” Volgens David moet een bedrijfsvoering bij jou als persoon passen, je kijkt daarbij niet alleen naar het rendement. Als familie hadden ze vroeger altijd al een paarhonderd kippen gehad, ze wisten dus wel wat pluimvee was. Bovendien kwam hun moeder uit een pluimveefamilie. Ook dat heeft de keuze voor kippen gemakkelijker gemaakt. Evenals het feit dat er met de eierafnemer direct goede prijsafspraken konden worden gemaakt voor de eerste vijf jaren. Dat gaf extra zekerheid.
Zorg voor ouderen is een belangrijke derde pijler onder het bedrijf.
In 2003 heerste er vogelpest in Nederland. Daarbij was er voor het eerst sprake van dat de griep kon muteren naar de mens. “Dat zette ons aan het denken”, vertelt David. “Wat moeten we doen als vrije uitloop wordt verboden? Je wilt je dan toch blijven onderscheiden ten opzichte van gewone scharrel.” Het idee ontstond om een scharrel plus concept te creëren waarbij kippen wel buiten scharrelen, maar dan in een 100% overdekte volière. Samen met studenten is dit concept uitgewerkt en het kreeg de naam ‘das Gartenei’. David: “Helaas kwam dit idee te vroeg en was er in de eierhandel en bij de winkelketens op dat moment onvoldoende belangstelling voor.”
Zeven jaar geleden waren David en Sef de eersten die vrije uitloop eieren produceerden met drie sterren ‘Beter Leven’ en regionaal voer.
“Hierbij dient minimaal 50% van de voergrondstoffen binnen 50 km van het bedrijf te worden geproduceerd. Daarnaast gaat, zodra de kippen zijn uitgegroeid (ca. 28 weken leeftijd), de soja uit het voer. ‘Mijn ei oerwoudvrij’ was de slogan bij de introductie en het merk GIJS, een deelmerk van Plus-supermarkten, bracht ze op de markt. David: “De dierenbescherming, milieudefensie, LLTB, NOP, de Rabobank en Voergroep Zuid. Allerlei partijen waren erbij betrokken. Mooi dat dit toen samen kon, enkele jaren eerder was dit nog onmogelijk. Ze hadden elkaar de tent uit gevochten.”
Naast de legkippen zijn de schapen nog altijd een belangrijke bedrijfstak. De oorspronkelijke kudde is vervangen door Noord-Hollander ooien. Dit is een kruising van de Texelaar met het heel vruchtbare Fins landras. Daar zetten we een Texelaar ram op. De ramlammeren die worden geboren zijn voor de lamsvleesproductie, die gaan dus naar de slacht. De betere ooilammeren (driekwart Texelaar) worden ook als slachtlammoederdier ingezet. “Zet je daar opnieuw een Texelaar ram op, dan krijg je super mooie slachtlammeren”, vertelt David. Op deze manier hoeven we ieder jaar maar een heel beperkt aantal nieuwe Noord-Hollander ooien aan te kopen om dit proces gaande te houden. Daarnaast kopen we altijd goede Texelaar dekrammen aan, dat is namelijk de helft van de genetica van de slachtlammeren die wij produceren.”
De familie Janssen is met hun schapen ook een erkend natuur- en terreinbeheerder. Ze zetten de kudde in voor begrazingsprojecten bij Staatsbosbeheer. Deze organisatie heeft zelf wel grote graasdieren (koeien en paarden) maar niet zoveel kleine graasdieren (geiten en schapen). Daarnaast worden er ook wat gebieden begraasd in opdracht van IKL. “Deze organisatie zet zich al bijna 40 jaar met hart en ziel in voor het behoud en de ontwikkeling van het landschap in Limburg”, legt David uit. “De inzet van schapen voor begrazing is een belangrijke nevenverdienste. Onze schapen produceren dus lamsvlees en natuur.”
De slachtlammeren worden afgezet via het Polderlam concept van de firma Van Veen. Dit is een grote schapenhandelaar die geïnvesteerd heeft in een schapenslachterij en vleesverwerking. Via Plus en Albert Heijn ligt het lamsvlees van Polderlam in diverse Nederlandse winkels. Binnen het concept worden de eerste ervaringen opgedaan met kruidenrijk grasland. “Dit komt de smaak van het vlees en de gezondheid van de schapen ten goede”, legt David uit. “Zo hebben diverse kruiden een positieve werking op het terugdringen van maagdarmparasieten. Dit zorgt er voor dat we minder hoeven te ontwormen, wat de kans op resistentieontwikkeling vermindert. Ook leggen de aanwezige klavers stikstof vast in de bodem waardoor we minder hoeven te bemesten. Zo zijn we met de schapen ook duurzaam bezig.”
Naast kippen en schapen kent de boerderij van de familie Janssen ook nog een zorgtak. In eerste instantie opgezet voor mensen met een verstandelijke beperking, maar uiteindelijk is er toch gekozen voor dagbesteding voor ouderen. Geen vreemde keuze want de partners van David en Sef komen beiden uit de ouderenzorg. David: “In 2005 zijn we er mee gestart. Er is een compleet nieuw gebouw voor neergezet, waar dagelijks 15 à 16 cliënten worden opgevangen. Ze worden thuis met een taxibusje opgehaald en beginnen de dag om 10.00 uur met een kop koffie. Dan gaan ze samen aan de slag om het eten voor de middag voor te bereiden en wordt er samen gekookt. Met onze beide partners erbij hebben we vijf dames in vaste dienst, één chauffeur en tien vrijwilligers. Samen runnen zij de zorgboerderij. Het is echt een succes. De ouderen vinden het erg plezierig om bij ons te zijn.”
David geniet van het werken tussen de schapen.
David en Sef zijn al jaren lid van de coöperatie Voergroep Zuid en haar voorgangers. Bij de laatste fusie moest er een nieuwe ledenraad worden gevormd. Louis van Duijnhoven werd de voorzitter en David vicevoorzitter. Helaas werd Louis zijn zoon ziek en heeft hij het voorzitterschap neergelegd. Op dat moment heeft David de rol als voorzitter overgenomen. David: “Voergroep Zuid is volop in ontwikkeling. Dat maakt het erg interessant en ik vind het ook leuk om de vergaderingen voor te zitten. Daarnaast geloof ik erin dat het voor boeren goed is om zelf via de coöperatie grip te houden op hun belangrijkste kostenpost voer. Daarvoor moet je niet afhankelijk zijn van particuliere voerfirma’s waar vooral geld verdiend moet worden voor eigenaren en/of aandeelhouders. De coöperatie is van en voor de boeren. Het doet mij goed dat ik zie dat Voergroep Zuid vertrouwen heeft in de toekomst en samen met haar leden de toekomst van de veehouderij vorm wil geven. Dat ze jongeren betrekken en ondersteunen, ICT op de boer ontwikkelen en nadenken over extra voordeel voor de leden.”
Tot slot de vraag aan David hoe hij jonge boeren zou willen overhalen om lid te worden van de coöperatie? “Het maakt in feite niet uit bij welke coöperatie je zit, want we zijn allemaal collega’s. En als je je kunt verenigen in een coöperatie met gelijkgestemden die met elkaar samenwerken en waar de boer bepaalt welke kwaliteit voer er wordt gemaakt, dan draag je bij aan een sterke agrarische sector. Besef je dat veel van jouw vrienden en collega’s al lid zijn van een coöperatie. Dit zijn gelijkgezinden van je eigen leeftijd, waarmee je kunt sparren over jouw werk, de ontwikkeling van jouw bedrijf en de toekomst van jouw sector.” Daarnaast vindt David het van belang dat mensen beseffen dat de Voergroep heel efficiënt topkwaliteit voer maakt. Hierbij worden geen concessies gedaan aan de kwaliteit, waardoor onder aan de streep op het boerenerf het beste saldo wordt gerealiseerd. “Kortom: dé Voergroep is een coöperatie die je van alle kanten ondersteunt met kennis en goede producten, daar moet je lid van worden, dat maakt ons als boeren samen nog sterker!”