Maisteelt afwisselen met grasland is altijd een goede keuze. Met een continuteelt van mais gaat de bodemvruchtbaarheid achteruit en vermindert de opbrengst. Vruchtwisseling van mais met gras levert voor beide teelten een forse meerwaarde op. Mais groeit beter en is minder droogtegevoelig wanneer het geteeld wordt op een voormalig grasland met een goede organische stof.
Ook gras profiteert van vruchtwisseling: gras afgewisseld met mais levert maar liefst 11 procent meer droge stof per hectare op, blijkt uit onderzoek van proefbedrijf de Marke. Wageningen UR adviseert grasland elk vijf á zes jaar te vernieuwen. Het grasmengsel moet wel goed afgestemd worden op het gebruiksdoel. Voor een vruchtwisseling om het jaar, of om de twee jaar, is Italiaans raaigras gunstig vanwege zijn hoge opbrengst gedurende deze jaren. Blijft een perceel langer dan twee jaar gras na de maisteelt, dan is een tetraploïd Engels raaigras te overwegen.
Het zaaien van vanggewassen is ook een prima optie. Denk hierbij aan Japanse haver (veel biomassa in korte tijd, dus veel stikstofvastlegging), Italiaans raaigras (goede beginontwikkeling, goede beworteling), bladkool (eenvoudig en goedkoop) en gele mosterd (levert snel veel organische stof).
Zaaien van het vanggewas moet zo snel mogelijk na de maisoogst gebeuren zodat het gewas in staat is om nog te groeien vóór de winter en het maximale aantal nutriënten vastgelegd wordt. Op zand- en lössgrond is het telen van een vanggewas na de maisoogst verplicht.
Vraag onze partner Agrea naar de mogelijkheden.